2020 Tour de Mont Blanc

Rondje Mont Blanc Augustus September

In Peru grijpt het covid-19 virus zodanig om zich heen dat onze reis daarheen werd geannuleerd. Van de stapel vouchers laten we via snp hotels boeken rond de Mont Blanc, zodat we van hotel naar hotel kunnen lopen en dat onze bagage daar dan steeds al is! In berghutten, met z’n allen in een slaapzaal met plastic schotten leek ons geen goed idee nu. Welnu, het is volbracht, deze tocht, de Tour de Mont Blanc, TMB, met veel stijgen en dalen, veel mooi weer en een paar dagen regen/sneeuw, van lege hotels, van steenbokken en van drie landen. Ik neem je even mee met wat fotoschetsen en enkele anekdotes. Met  ontmoetingen waarvan sommige meerdere dagen omspannen (eerste vraag: waar kom je vandaan en dat de Nederlanders dan zeggen: uit Haps, of uit Holysloot (in plaats van “vanaf de Col Bonhomme en ik ben kapót”).

Frankrijk

Het dal van Chamonix is een gekkenhuis waar bergsporters hun adrenaline van zich af schudden, het dal waar nertsmantels nog ongegeneerd gedragen worden, elk bergsportmerk zijn eigen winkel heeft, waar de parapenters bijkans door de straten zweven, waar ze patois spraken, maar nu aardig engels. Het laatste dorpje in dee vallei is Contamines-Monjoie, de drukte faseert daar uit in individuele wandelaars. Een fijn hotel met de fijne keuken van David en Allette.

We hadden in Nederland al menig weekend gelopen in bos en beemd, maar een kilometer omhoog of omlaag was nog niet ingesleten. Voor de echte tocht begon, liepen we hier een dagje pittig de berg op, we zien de eerste gletsjers en horen de koeienbellen. We lieten auto en een grote tas bij David achter, na anderhalve week keren we weer was de afspraak.

En daar gingen we, een urenlang pad omhoog tot de pas, daar vanwege de wind snel het uitzicht tot je nemen, een rotshelling met een groep steenbokken bijvoorbeeld, snel een banaan erin, een perensapje, een brokje pizza of stompje kaas en weer door, een lange lange afdaling. Een optreden van de familie bergmarmot houdt de sfeer erin, tjonge hoe lang kan een afdaling zijn. Heel in de verte zie je de taxi je knalrode tas afleveren bij het hotel, je weet dat je tas een lange omweg heeft moeten afleggen, maar je moet zelf ook nog uren. Ondertussen moet je op de smalle paadjes wegduiken voor hardlopers die individueel de Ultra Trail de Mont Blanc lopen, of mountainbikers die je met hun fiets op hun rug omhoog rennend inhalen, ofwel met doodsverachting omlaag storten.

In het hotel ontmoet je mensen (covid-afstand in Frankrijk 1 meter), soms lopen ze dezelfde richting op en zie je ze dagen achtereen, soms lopen ze tegen je in, zoals de Turk Deniz (betekent ‘zee’, denk maar aan de Zwarte Zee, oh) hij bouwt telefoonsystemen voor kpn in Brussel, gevlucht voor Erdogan vanwege zijn vrijzinnige ideeën, en Roland de 70 jarige ceo die op diverse plekken in de wereld petrochemische installaties plaatst en nu de Tour de Mont Blanc trailt, met respect voor de wandelaars, zegt ie er snel achteraan (hij houdt dan even in met hijgen en rennen). Geanimeerde discussies, bij avondeten en ontbijt, over de wereldpolitiek, die van Turkije in het bijzonder en over de muziek van Dr Feelgood.

Italië

Een heel lange, ja echt heel erg lange, afdaling langs terugtrekkende gletsjers, morenen, moerassen en storende e-mountainbikers, bracht ons in Courmayeur. In deze stad lopen ook veel nertsmantels lopen, maar het is wel Italië, het is of voelt wat gemoedelijker. Iedereen was strak met mondkapjes, gewoon altijd op! Op straat, in winkels en op gangen van het hotel. Was gewoon duidelijk en niemand deed er moeilijk over. Het Italiaans spreken wordt wel lastiger, het mondtextiel maakt van elk gesprek een onprettig gemompel. En die emoties vlakken af. 

We trokken het Ferret-dal in, dat elk jaar even wordt geëvacueerd vanwege afsmeltende en als lawines neerkletterende gletsjer-brokken vanuit de Mont Jorasse. Na tranentrekkende verhalen over klimaatdrama’s en ronkende persberichten die in de Komkommertijd het Jeugdjournaal halen is dan een week later plotseling alles weer gefixed! De Italianen en Fransen vinden dit de normaalste zaak van de wereld.

Al een paar dagen lopen we samen op met Dokter Keizer en zijn twee Groningse medicijnmannen. Ze keuvelen tijdens hun tocht over hoeveel ingewanden en ledenmaten een mens eigenlijk kan missen en toch kan doorleven -met de minst mogelijke kwaliteit van leven en zonder hulpstukken als een stalen long, medicijnen toedienen mag wel- (daar val je vast flink van af, hoeveel hadden ze nog niet becijferd). Ze moesten zich nog jarenlang specialiseren maar nu al voelde je dat je niet de eigenwijze dokter Kweetal wilde hebben, maar wel de in de mens geïnteresseerde arts.

Het is best frustrerend om zoveel langzamer te lopen dan de boekjes en dan de bordjes aangeven. Terwijl ze in Italië elk uur een wip in het bos incalculeren. En in Frankrijk elk uur een déjeuner sur l’herbe én een wip. Des te onbegrijpelijker dat ’t ons niet lukt, wars van dit soort geneugten. Misschien staren we ons blind op stenen en biologische dingetjes.

Zwitserland

De tocht naar Zwitserland was weerbarstig vanwege de neerslag. Om van het Italiaanse deel naar het Zwitserse deel van de Ferret-vallei te komen moesten we in de pas over, maar elke stap omhoog gleden we in de klei twee stappen onderuit. Doorweekt en koud, bijkans onderkoeld, brrrr,  belanden we zo snel weer terug in Courmayeur. Een taxichauffeur was bereid (als je maar betaalt) om ons via de Mont Blanc tunnel, diverse mistige passen en een reis van meer dan 100 km met mondkapjes op, naar het volgende hotel te brengen. Onze bagage was al via die route met een andere taxi gebracht!

Vanwege de regen en inmiddels sneeuw droogde de hoeveelheid reizigers die de Tour liepen op, het hotel telde 12 afzeggingen, maar dat bleken ook de Amerikanen die hun land niet uit mochten. We spraken mensen die tot hun knieën door de sneeuw liepen op de pas.

We sliepen in een zijbeuk van het hotel en hadden zes kamers tot onze beschikking, waar we achteraf onze hele hofhouding konden huisvesten, inclusief kleedsters, koks, sjouwers, paardenverzorgers en minnaars naar behoefte. Speciaal vandaag werd er, voor de Zwitserland-maagden, als avondeten raclet geserveerd, een hele bonk kaas die je moet smelten en daarbij een aantal kilo’s gekookte aardappelen. Vanwege de regen, maar vooral voor deze lekkernij, besloten we hier nog een nacht te blijven. Oui, c’est La Fouly! Weer werden twee kilo aardappelen voor ons gekookt.

Op de vrije maar ook nog natte dag trokken we per peperduur OV (de taxirit was relatief heel veel goedkoper dan de bus- en treinrit) naar Martigny, een wijnstad met bizar museum met beeldende kunst: tijdelijke tentoonstelling over de meesterwerken van Zwitserse schilders, een prachtige beeldentuin, een collectie antieke auto’s, modellen naar uitvindingen van Leonardo da Vinci, journalistieke foto’s van de oprichter Léonard Gionadda. Behalve in het OV vinden de Zwitsers de corona maar matig interessant.

Ook in het volgende hotel, in Champex sur Lac, waren we de enige gasten. De lange sliertige dochter van de hotelbaas verzorgde een prima maaltijd en vertrok, achter zich de deur op slot. Volgende morgen had een onzichtbaar wezen ontbijt gemaakt. Zonder een persoon gezien te hebben vertrokken we maar weer, een ruige stijging (we hadden ook een nog veel ruigere variant kunnen kiezen) langs Milka-koeien, geestdodend bos, bevrijdende uitzichten en een hut die open was en waar je kon eten (in Italië waren vele hutten vanwege corona gesloten). Aan alle kanten worden we ingehaald op de smalle geitenpaadjes en omdat wij vroeg vertrekken, zien we steeds oude bekenden terug, zoals een gemengde groep uit Burgos. Mijn mond kan wel goed (en heel motiverend) switchen van Frans naar Spaans maar andersom is een gruwel. Het is wat rustig in dit naseizoen en vooral rustig in deze coronaperiode, maar de Tour de Mont Blanc kent een grote variatie aan nationaliteiten.

In Trient sliepen we in een loft met uitzicht op een blauwe gletsjer en roze kerk en op de helling die we de volgende dag nog omhoog moesten lopen om in de Europese Unie te komen. Onze tafelgenoten die ons tegemoet liepen, en allen nog maar één etappe achter de rug hadden, waarschuwden ons: dit is een verschrikkelijk saaie en helse tocht! Er ontspon zich een gesprek over hoe je als stel het beste samenloopt onder helse omstandigheden. Sekswerkster Nathalie uit Nancy, verder uitermate goedlachs, luisterde met rode oortjes naar Judiths verhaal over dat Judith voorop liep om te voorkomen dat ik te snel ga en Judith wordt meegezogen. Hoor je dat, Gabier, kirde ze opgewonden, zo moeten wij het ook doen. Haar vriend, uraniumsplijter uit Thionville vond de opruiende taal van Judith maar niets, vrouwen moeten maar doen wat hij wil, dan lopen ze maar wat sneller. Wachten is niks voor hem. Bij het ontbijt trof ik Nathalie met reeds doorgelopen makeup, “ik ben zo bang, we gaan de hoge route doen en Gabier loopt zó snel… “. Even later lacht ze weer om mijn grapjes (als je maar betaalt) maar ik heb te doen met haar.

Terug in Frankrijk

Als je verwacht dat je de hel moet betreden (de recensies van onze komende tocht waren niet zo positief), en niet zo’n beetje ook, blijkt de praktijk erg mee te vallen. En als je dan het mooiste uitzicht ooit krijgt en het is prachtig weer, en de berghut op de grens is open en bereidt lekker eten, dan word je zowaar een moment gelukkig. Blijkt de afdaling van meer dan een kilometer ook nog per kabelbaan te kunnen en ligt het volgende hotel beneden pal naast die kabelbaan. Weliswaar zijn we de enige gasten, het personeel is daar bereid tot veel.

Met bus, trein, kabelbaan en nog wat bussen sluiten we het rondje. Allette komt ons met verse kleren tegemoet. Het had gesneeuwd in de bergen rondom Contamines, op onze regendagen.

Tijdens onze ronde hadden we de Mont Blanc, het witte Monster, mag je dat nog zeggen? goed beschouwd niet gezien. Een vage glimp verscholen achter een andere berg, onder een wolk, bestaat dat ding eigenlijk wel? We gingen op onderzoek en via alle mogelijke kabelbanen (als je maar (flink) betaalt) en wandelingen naar uitzichtpunten overtuigden we ons van het bestaan van deze prachtige berg. Chamonix ligt midden in deze prachtige natuur, maar heeft een iets te hoog nerts- en adrenalinegehalte.

Jura en Lotharingen

In alle rust huiswaarts. In de Jura bij praatgrage Christine in haar kasteel, tistezeggen het huis dat de slager ooit bouwde voor zijn drie dochters. Te gast was ook president van de rechtbank Freiburg die duidelijk om een praatje in het Duits verlegen zat. Hij sprak graag over de recente inzichten in Hitler en over doodsbedreigingen die hij als rechter onderging. 

In Lotharingen verbleven we bij zwijggrage priester Thomas in een jezuïeten klooster langs de Moezel. Eindelijk eens Metz en Nancy bezocht met als toppers Centre Pompidou met onder meer en ander andere een overzichtstentoonstelling van Yves Klein (hij dééd het) en een woning ingericht volgens de beginselen van de Art Nouveau.

Uitstuiteren met wat wandelingen in Klein Zwitserland, en in de Zoutelanden bij werelderfgoed Saline Royale. Beide wandelingen bij ontstentenis van landkaart verdwaald, we dwalen er nog steeds eigenlijk. En in Nederland was de verbijstering groot: er lopen wezens rond met neus en mond, ze lachen naar je of uiten hun chagrijn. Ik was gewend geraakt aan bedekt gelaat.

Luik, juli

De corona-ziekte grijpt verder om zich heen, naar Antwerpen mag niet meer gereisd worden. Naar Luik nog wel. Oude meuk van zieltogende staalfabrieken en een heel park vol instortende kazernes. .https://www.urbex.nl/fort-de-la-chartreuse/ In de straten van Luik loopt men met mondkapjes op en zeker in de winkels spreekt men elkaar erop aan als een kapje van de neus gegleden is. Het wil maar niet wennen om steeds het kapje op te doen. Dat heeft te maken met dat een mens maar vier zaken tegelijk kan onthouden om mee te nemen:

  • Je portemonnaie,
  • Je telefoon (tistezeggen foto’s van geliefden/camera/thuiskantoor/app’s),
  • Je huis-, hotel-, auto- of fietssleutel,
  • Je leesbril, eventueel zonnebril.

Daar komt dan dus nu het verplichte mondkapje bij. En dat is dus teveel, want vanaf nu vergeet ik steeds, meerdere keren per dag, iets anders. Meestal moet ik terug om mijn kapje te halen vanwege de ziedende blikken, maar ook moet ik regelmatig ik terug voor mijn sleutel, bril, geld of telefoon. Ik word zoveel dommer door zo’n kapje.

In 1982 moest ik (en Bruno in 1980) in de eerste week van mijn studie een kolossale rotswand tekenen, met scheve gesteentelagen, plooien, breuken. Uiteindelijk ben ik (en Bruno) structureel geoloog geworden. We waren in Moresnet, een neutrale staat die 100 jaar bestaan heeft en zich in leven hield met de opbrengsten van zink.  https://historiek.net/?s=Moresnet De zoektocht voerde ons naar deze rotswand. Veel was er niet van over.

Achterhoek, juni

De corona-ziekte grijpt om zich heen in de wereld. Vanaf maart thuisgezeten want niemand mocht meer naar buiten van onze ministerpresident Rutje. Elke dag trek ik desondanks de duinen in of fiets een rondje in de buurt. Lekker rustig op straat. De buitenlanden zijn afgesloten, maar de Achterhoek kan nog net, in een gedesinfecteerd zomerhuisje van topwielrenner Chris Bongers. Zijn carrière hield met een klap op toen hij in Winterswijk in volle vaart tegen een over de weg gespannen draad aanreed, de boer die de draad voor zijn koeien gespannen had zei nog hooo! Maar dit terzijde. Het huisje staat in het Rommelbergte en vandaar is het moeras van het Meddose en Korenburger Veen snel bereikt. En de groeve van Winterswijk. En de triadische klei-afzettingen. En wandelingen over het Scholtenpad met beekjes waarlangs de ijsvogel scheerde.